‘Een tientje van de rozenkrans’
‘Het begon in 1981 bij Zuster Miriam in de waskeuken met het ‘opleggen’ en ‘mangelen’ van de was’ vertelt Angeline. ‘Zuster Miriam is heel precies, dus er mocht geen vouwtje in zitten. Om voor de zusters te werken, hoef je niet religieus te zijn: je moet je wel in het religieuze leven verdiepen. In de beginjaren maakte ik een kamer van een van de zusters schoon. Zij beloofde me een tientje. Ik zei “Dat hoeft niet, ik word al betaald”. Maar het bleek om een tientje van de rozenkrans te gaan. We hebben er hard om gelachen. Die fout maak je nooit meer. Ik voel me thuis bij de zusters.’
Zuster Miriam: ‘Ik kwam hier in 1954 als dienstmeisje van de zusters. Het voelde goed en ik trad niet veel later zelf als zuster toe tot de Orde van de Ursulinen. Er wonen nu nog steeds zusters hier in La Providence, maar het zijn er steeds minder. In de coronaperiode heb ik zoveel mogelijk geprobeerd de regelmaat erin te houden: om 5:30 uur opstaan, mediteren, ontbijten, bidden, met de scootmobiel naar buiten en handwerken. Alles dat beneden in de vitrine staat, heb ik gemaakt. De opbrengsten daarvan gaan naar de missie. De leidsters, zoals Angeline, zijn altijd onze steun en toeverlaat geweest. Zeker ook tijdens de coronaperiode. We zien ze als onze dochters.’