Zuster Jacinta vertelt
Zuster Jacinta trad in 1950 toe tot de Orde van de Ursulinen. Na de vormingstijd en een jaar of tien als onderwijzeres en hoofd aan de Lagere School te Venlo, kwam ze in 1963 naar Grubbenvorst en gaf er les aan de mulo waar ze werkzaam was tot 1987.
‘Als kind, in Tilburg, speelde ik al altijd schooltje en werd ik door de vriendinnetjes uitgeroepen tot ‘de juf’. Dus het verbaasde niemand dat ik op 16-jarig leeftijd na de mulo naar de kweekschool bij de Ursulinen in Echt ging en onderwijzeres werd. Ik kende de Ursulinen al van de kleuterschool en lagere school en wist al min of meer dat ik daar ook wilde intreden. Dat was mijn roeping. Voor mij was mijn roeping een ‘weten’ dat dit de weg was en ik niets liever zou willen dan dat. En het voornaamste was dat het voor mij voelde als een uitverkiezing.’
Intreding bij de Ursulinen
‘Ik trad op mijn 22ein bij de Ursulinen. Na een periode van vorming ging ik eerst als leerkracht en later als directrice aan de slag. De directietaken heb ik na enige tijd laten varen omdat ik er de voorkeur aan gaf fulltime voor de klas te staan en kinderen Franse les te geven. We hadden aanvankelijk op de ulo-mulo alleen interne leerlingen, waaronder ook veel Duitse meisjes. Dit had te maken met de ‘Kulturkampf’. Meisjes uit Grubbenvorst en omstreken konden ‘half-intern’zijn. Ze waren op school van ’s morgens 7 tot ’s avonds 7 uur. Ze deden alle activiteiten met de internen mee.’
Het kloosterleven
Het klooster was in die tijd grotendeels zelfvoorzienend. ‘Zo waren we naast het onderwijs ook druk met brood bakken, het zorgen voor de koeien en kippen, het onderhoud van de tuin en het telen van groenten en fruit. Daarbij werden we geassisteerd door personeel. Er was veel bedrijvigheid en het was hard werk, maar we hadden ook een vredig een rustig kloosterleven.’
De oorlog
Zuster Jacinta blikt ook terug naar de tijd voordat zij bij La Providence woonde: ‘De oorlog had een grote impact op de kloostergemeenschap. Dat heb ik niet zelf meegemaakt hier, maar dat begreep ik uit de verhalen die mij later zijn verteld. Ze hadden hier onderduikers en in de kelder is zelfs een baby geboren. Het had niet veel gescheeld of het gebouw, dat een oriëntatiepunt was, had er niet meer gestaan. Een Duitse soldaat was munitie aan het leggen om het gebouw te vernietigen. Een eveneens Duitse zuster heeft toen op hem ingepraat. Zij vroeg hem of hij getrouwd was en of hij kinderen had. En of hij wel wist wat hij deed. Haar woorden hadden effect, het gebouw bleef behouden.’
St. Jozef beeld
Uit dankbaarheid en ter herinnering aan dit gebeuren is een St. Jozefbeeld geplaatst tegen de gevel van de kapel en een gedenksteen met de tekst: ‘Dank aan St. Jozef. 11-02-1943’. En een tweede steen met ‘St. Jozef, blijf onze voorspreker’. Aan die aanbeveling (‘blijf onze voorspreker’) wordt St. Jozef nog steeds herinnerd, want het beeld staat er nog. Dat geldt ook voor de kapel en de voorbouw van het huis, terwijl het kloostergedeelte in 2004-2005 werd afgebroken om plaats te maken voor een royale, mooie, praktische nieuwbouw. Deze functioneert nu als woonzorginstelling onder de van oudsher bekende naam ‘La Providence’.
Zuster Jacinta sluit af met: ‘Ik verblijf hier al jaren gelukkig en hier mag ik mijn leven voltooien (tot volle tooi brengen).’